If I was in LA

Schrijf nog eens een nieuwsbrief. Ik betrap er mezelf op dat ik het begin te denken en dat zegt genoeg. Het is alweer zolang geleden dat je dit bezwaarlijk nog een “nieuwsbrief” kunt noemen. Meer dan tijd dus voor een update.

En om het al maar meteen te zeggen: wat de publicatie van Een zondag in mei betreft, is er nog niets veranderd. Het blijft afwachten en ik heb geen idee of er snel een oplossing komt. Straks is het een jaar geleden dat ik het manuscript inzond, twee maanden voor de deadline, omdat mijn intussen ontslagen uitgever Martine Wauters zo enthousiast was dat ze het zo vlug mogelijk wilde hebben. 

Ach, ja. Robert Harris liet het manuscript van zijn meesterlijke debuut Fatherland ook een jaar liggen voor het werd gepubliceerd.

De afgelopen maanden heb ik me vooral bezig gehouden met iets heel anders: een script voor een TV-reeks. Als groot filmliefhebber, opgegroeid in een familie waarin iedereen vaak naar de cinema ging, heb ik al lang iets willen schrijven voor film of televisie. Die droom is ondertussen iets realistischer geworden doordat ik lid ben geworden van de Scenaristengilde en via die weg al interessante contacten heb kunnen leggen. En verder wil ik voorlopig alleen kwijt dat de reeks speelt in de wereld van de politiek en de media.

De meeste boeken die ik dit jaar heb gelezen, hebben te maken met het schrijven van scripts. Syd Field, William Goldman, David Trottier, Robert McKee, Lew Hunter, Jack Epps, Alfred Brenner, Blake Snyder, noem maar op. Met tussendoor nog The Making of Another Major Motion Picture Masterpiece, het tweede fictieboek van Tom Hanks over, jawel, het maken van een film. Hanks’ boek is wat te langdradig, maar hij kan wel aardig schrijven.

Natuurlijk volg ik nog altijd de oude favorieten. En natuurlijk is dat in de eerste plaats Michael Connelly. Zijn nieuwste Resurrection Walk is na lange tijd een hereniging van Harry Bosch en Mickey Haller. Volgens Amerikaanse en Britse critici is het Connelly’s beste sinds The Last Coyote. Dat vind ik niet, maar het is wel zijn beste in jaren, waarschijnlijk sinds Two Kinds of Truth, met een beklemmende finale in de rechtbank. Dat is crime writing van formaat!

En toch kan dit geen aanspraak maken op boek van het jaar. Wat mij betreft is dat Everybody Knows van Jordan Harper. Ook Connelly noemt dit “het boek waarop iedereen al jaren zat te wachten” en wie het gelezen heeft, zal hem niet tegenspreken.

“In Hollywood, nobody talks, but everybody whispers”, loopt als een rode draad door Harpers “poëtisch-brutale” kijk (Publishers’ Weekly) op de duistere, fascinerende kant van het wereldje van de celebrities van Hollywood en alles wat er omheen hangt. Harper kent die kringen van binnenuit – hij werkt al jaren als scenarist (!) voor verschillende tv-series– en dat blijkt overduidelijk. Leest dit dan niet een beetje als een hedendaagse doorslag van Raymond Chandler? Absoluut, maar dat is geen kritiek, wel een erg groot compliment. Ik heb meteen Harpers andere boeken besteld en ik kan niet wachten om erin te beginnen.

Dit is het soort boek dat me ervan doet dromen terug te gaan naar LA. Als journalist van Gazet van Antwerpen heb ik het grote geluk gehad er geregeld te kunnen komen en over al die straten te kruisen: Sunset Boulevard, Ventura Boulevard, Wilshire Boulevard, La Brea, Sepulveda Boulevard, Mulholland Drive, Cahuenga Pass, Laurel Canyon, Topanga Canyon… Bladzijde na bladzijde was ik er in gedachten terug. Met als soundtrack op de autoradio California Dreamin’.  

I’d be safe and warm if I was in LA. Yeah.

Een andere sterk aanbevolen meevaller is Small Mercies van Dennis Lehane, zijn beste sinds Mystic River, een aangrijpend verhaal over moord, bedrog en wanhoop tegen de achtergrond van raciale onrust in het Boston van de jaren 1970, de periode waarin hij opgroeide in de stad. Lehane leek wat uit vorm, maar dit is een terugkeer in stijl.

Tot binnenkort,

Paul

Terug naar boven